Na aankomst bij de slachterij, worden de dieren vanuit de veewagen naar een tijdelijk onderkomen gedreven. Dit tijdelijke onderkomen kan worden getypeerd als een stal waarin conform NVWA-richtlijnen sprake is van voeding en verzorging. Voordat de koe echter de stal binnentreedt, wordt deze gekeurd door een NVWA-inspecteur.
Deze inspectie staat ook wel bekend als de ‘ante-mortem’ keuring, en is bedoeld om tegemoet te komen aan de welzijns- en hygiënevoorschriften voor consumptiedieren van de NVWA. Hiervoor zijn daarom afzonderlijke afspraken tussen de NVWA en de afzonderlijke leveranciers met betrekking tot de (gezondheid van de) dieren, het vervoermiddel, de vervoersomstandigheden, de belading, en de omgang met de dieren. Bij iedere zending wordt gecontroleerd of er aan deze afspraken is voldaan en of er aanvullende welzijnsbehoeften bestaan bij de dieren.
Indien een leverancier onvoldoende scoort op een van de aspecten, worden waar mogelijk corrigerende en preventieve maatregelen getroffen om de tekortkomingen op korte termijn te verhelpen en op lange termijn te voorkomen.
In de stal zelf is de doelstelling opnieuw om angst en stress te minimaliseren. Hoewel de koe hier slechts tijdelijk wacht op de doorvoer naar de volgende fase, dient een exploitant wel degelijk aan welzijnsnormen te voldoen. Deze hebben voornamelijk betrekking op comfort en veiligheid. Zo dient een koe schoon te worden gehouden, en dient deze bijvoorbeeld niet te kunnen uitglijden.